Het
eerste wat hij herkent op straat is het zonlicht, dat langs de
Spaanse oostkust uit meerdere hoeken tegelijk lijkt te komen en
waaraan Barcelona een vaaloranje waas op het door de tijd gekleurde
stucwerk van haar muren toevoegde. De herkenning jaagt een
verrukkelijke adrenalinestoot door zijn aderen. Hier is hij geweest,
ook dit hoort bij zijn leven. Het verbaasde Wik dat hij het na zoveel
jaren nog wist en als vanzelf vroeg hij zich af of zijn enthousiasme
niet met hem op de loop ging door voor een herinnering te houden wat
hij op dat moment waarnam. Hij was nooit eerder met de slaaptrein uit
Parijs op Estació de França aangekomen, nooit eerder deze
stationshal uitgelopen.
Door
de openstaande deur van de restauratie was de geur van verse koffie
komen drijven. Hij is bekend met de aangename sensatie om voor het
eerst in lange tijd aan een met metaal beslagen bar aan te schuiven
en tussen morsig rokende mensen een naar vakantie ruikende kop koffie
te drinken, maar hoewel hij alweer vijftien jaar geleden voor het
laatst in Spanje is geweest weerstaat hij de verleiding van de
ongetwijfeld wat willekeurige en niet ten volle bevredigende
herkenning. Hij wil eerst zijn bivak op orde krijgen en een douche
nemen, daarna is er voldoende tijd voor koffie op een terras. Hij had
via internet een kamer geboekt en telefonisch beproefd of alles in
orde was, tot verwondering en lichte ergernis van de stem aan de
lijn. Blijkbaar werd zijn zorgvuldigheid als een belediging opgevat.
De
brede straat voor het station liep naar rechts dood op de ingang van
het stadspark, dat kende hij wel, en verdween naar links tussen lange
rijen hoge palmen. Daar ergens in de verte begonnen de Ramblas met
hun talloze vuile stegen en het Plaça Reial waar je hasj kon kopen.
Hij moest zich inhouden om niet de straat over te steken en
willekeurig een steeg in te lopen, op zoek naar plekken en geuren die
hij kende, op zoek naar herinneringen aan Laia Bonet.
In
een taxi laat hij de stad aan zich voorbijglijden, om te beginnen de
haven en de oude visserswijk Barceloneta waar ze een keer vis waren
gaan eten. Na een paar rechtse bochten rijden ze een lange door hoge
wanden omzoomde kloof in. Dit is de Via Laietana, weet hij, een
kaarsrecht door de binnenstad getrokken verkeersader die het oude
patroon van smalle donkere stegen genadeloos in tweeën snijdt. Van
de huizen en van wat er op straat gebeurde herkent hij niet veel. Ze
waren vaak hierachter te vinden geweest, Laia en hij, in de
duisternis waar de drank goedkoop was, en natuurlijk in de buurt waar
ze werkte en in de vergeten flatwijk waar ze woonde. Aan het eind van
de binnenstad maakt de straat een slinger omhoog. De taxi steekt een
plein over dat hij denkt te herkennen. Hier stapten ze meestal uit de
metro, hij op zijn espadrilles en in zijn wijde zwarte katoenen
broek, Laia in iets wat haar lange honingkleurige benen liet zien.
Hij
voelt hoe tientallen beelden, geuren, geluiden en gedachten in zijn
hoofd loskomen. Nog waren ze ongrijpbaar, onrijp zo je wilt, tot niet
meer in staat dan hem vertellen dat hij hier eerder was geweest.
Straks zouden de details loskomen en daarmee de verhalen, daarmee een
zomermaand drieëntwintig jaar geleden toen hij jong was geweest en
haast niks wist, drijvend op zuivere energie. Hij herkende zijn
gedachtenpatroon, want hij was uiteraard vaker ergens teruggekeerd,
al was hij niet eerder zo lang weggebleven.
Voorbij
het plein rijden ze de Eixample in. Hij kent deze straat niet maar
hij herkent de kunstig bewerkte gietijzeren balkonhekjes en de
gevelversieringen en de kenmerkende afgesneden hoeken van het
vierkante stratenpatroon. Hij is terug in Barcelona, terug in de stad
waar hij nooit met Nadien naartoe heeft gewild omdat deze stad al van
een ander is. Hij ziet een meisje op een scooter vlak voor een
vrachtwagen langs schieten en hij wil heel even bij haar
achteropzitten.
‘O
zalige rotstad,’ giechelt Wik, ‘wat hebben we lang op elkaar
gewacht.’
Zijn
hotel bevond zich in een straat die Mallorca heette en die ze via een
kleine omweg bereikten. Het ritje kostte zeven euro, een bedrag
waarvoor ze je in Amsterdam al niet meer lieten instappen. Hij had
tot negen aangevuld, zich door de verheugd kijkende chauffeur zijn
koffer laten overhandigen en wat geluiden gemurmeld die voor een
vriendelijk afscheid konden doorgaan. Hij wachtte tot de taxi was
weggereden en richtte zijn blik omhoog. Op wat hem de vierde leek was
een klein uithangbordje met het woord pension en twee asteriksen
haaks aan de muur bevestigd. De website had van de derde verdieping
gesproken, maar het huisnummer klopte dus daar zou het dan wel wezen.
De
donkerbruin geverfde zware houten buitendeur stond aan. Hij ging naar
binnen en kwam in een kleine hal met een liftdeur en een trap. Achter
een glazen wandje zat een vroegkale jongeman met tegenzin een sigaret
te roken.
‘Hotel
Palma?’
De
jongeman knikt, wijst naar de lift en steekt drie vingers op. In de
lift is naast het knopje van de derde verdieping een naambordje met
Palma geschroefd. De derde. Had hij zich soms verkeken? Dat is Wik
niet van zichzelf gewend.
De
antiek ogende lift zoefde geluidloos naar boven. In de receptie trof
hij een rijk met goud behangen dame, anders wist hij het niet te
omschrijven, met een groot zwart kapsel en twee enorme borsten die
als vliegtuigneuzen de wereld instaken en die hem onmiddellijk
herinnerden aan de gepolitoerde atmosfeer bij een vriendje thuis,
heel lang geleden, die een even rijk bedeelde moeder had. Wik was er
nooit voor het vriendje gekomen en zelfs niet voor de prachtige
racebaan maar altijd voor de kietelende kalmte die hem overkwam
wanneer de moeder over hem heenboog en vroeg of hij limonade lustte.
Hij
merkt hoe de onzekere spanning waarmee zijn reizen zijn omgeven, die
aandacht voor het welslagen van de onderneming die hem de
toevalligheden van het dagelijks leven over het hoofd doet zien, zijn
lijf inmiddels geheel heeft verlaten en heeft plaats gemaakt voor
triomfantelijke opluchting en een duidelijk waarneembare uitbarsting
van euforie onder zijn schedeldak. Met een zwierig gebaar overhandigt
hij zijn paspoort aan de gastvrouw, kijkt aandachtig toe hoe haar dik
geworden hand het potlood omklemt waarmee ze zijn komst in het
gastenboek bevestigt, denkt aan de niet erg waarschijnlijke
mogelijkheid dat ze hem zou uitnodigen in een met kussens belegd
ledikant van haar rijkdom te proeven en laat zich in voorzover hij
kan beoordelen accentloos Frans zijn kamer wijzen, twee verdiepingen
omhoog via de trap binnendoor.
‘Merci,’
zegt Wik, daarmee de mogelijkheid openlatend dat de rest van hun
conversatie in het hem al even vreemde Frans zou verlopen.
Zijn
krap bemeten kamer is voorzien van een gemetseld badkamertje en ligt
direct onder het dak, waardoor zijn raam inderdaad een raam is en
niet, zoals hij had gehoopt, een openslaande deur naar een balkon. De
straat diep beneden loopt naar beide zijden kaarsrecht door en
verdwijnt kilometers verderop in een vuile stofnevel, ziet Wik
wanneer hij zijn hoofd naar buiten steekt. Brommergeluiden en claxons
vullen zijn oor. Als dit de vijfde is, dan heeft hij zich dus
werkelijk verteld. Wat gek. Wanneer hij straks buiten stond moest hij
nog maar eens kijken. Een handvol blokken naar rechts steken de
overbekende torens van La Sagrada Família boven de gevels uit. Op
een snikhete augustusdag hadden Laia en hij over een smalle stenen
wenteltrap een van die torens beklommen om van het uitzicht over de
stad te genieten, dat wist hij opeens weer. Het gevoel van triomf
verdiept tot een ternauwernood onderdrukt verlangen om als een jongen
van achttien die voor het eerst alleen op reis is met een luide
schreeuw zijn aanwezigheid kenbaar te maken. De zon schijnt op de
huizen aan de overkant en een lang gemiste hitte is druk bezig de
ochtend op te warmen.
Zijn
verblijf hier ging een langdurige confrontatie met drieëntwintig
jaar geleden worden, met Laia en de Wik die hij toen was, zo
onvermoeibaar allebei en zo strak in hun vel. Hij had zich
voorgenomen er niet bang voor te zijn. Liet het maar gebeuren, hij
was inmiddels oud genoeg om met mededogen op zijn jeugdige
bokkensprongen terug te kijken en de Laia van toen bestond ook niet
meer, nauwkeuriger gezegd de Laia van nu bestond voor hem niet. Aan
zinloze bespiegelingen over de vraag of hij haar zou herkennen als
hij Laia bij toeval tegen het lijf liep had hij zich de dagen voor
vertrek al voldoende overgegeven. Daaraan, had hij zich voorgenomen,
zou hij zich niet meer schuldig maken. Wat hij zocht was wat hij toch
niet kon ontlopen en dat was het avontuur van toen. Eens kijken wat
er allemaal in zijn herinnering zou willen terugkeren.
Hij
doet zijn schoenen uit, beproeft het eenpersoonsbed en klikt met de
afstandsbediening het tv-toestel aan dat hoog in een hoek van het
kamertje hangt. Een nieuwsprogramma vertelde dat het kwart over negen
was. Om twaalf uur begon zijn congres, met inloop vanaf kwart over
elf. Hij kijkt een tijdje naar de nieuwsbeelden, stelt vast dat de
taal geen Spaans kon zijn en dus Catalaans is en komt overeind om
zich op te frissen.
Hij
schoor zich zorgvuldig, douchte vervolgens eerst heet en daarna koud,
en liet zich op zijn handdoek op bed liggend langzaam opdrogen.
Opnieuw keek hij televisie, deze keer naar enkele Spaanstalige
zenders. Buitenlandse zenders vond hij niet. Toen hij droog was trok
hij een onderbroek met korte pijpjes aan en streek met het van huis
meegebrachte oude Hema DDR-strijkijzer zijn overhemd voor die dag.
Een over het schrijftafeltje uitgespreide schone handdoek diende als
ondergrond. Best mogelijk dat er strijkgerei in het hotel voorhanden
was, maar Wik had het risico niet willen nemen dat hij onverhoopt
hals over kop een stomerij moest zoeken waar hij dan met de drie
woorden Spaans die hij machtig was mocht vragen of men hem een
voorrangsbehandeling kon geven.
Om
half elf was hij klaar. Hij droeg een blauwgrijs pak in vroege jaren
zestigstijl, een overhemd met donkerrode rozen en roodbruine
puntschoenen met een stevig hakje. Aan de middelvinger van zijn
linkerhand stak een zilveren ring met een groene steen. Zijn wangen
geurden naar Calvin Klein en zijn haar was met gel in
klassiek-Spaanse stijl achterover gekamd. Zijn inhammen waren op deze
manier goed zichtbaar, maar hij ging voor deskundig door en dan mocht
hij best op leeftijd lijken, vond Wik. In zijn kalfslederen
kantoortas zaten zijn uitnodiging, zijn agenda en mobiele telefoon,
een notitieblok en een map met de uitdraai van zijn lezing, en in het
voorvak zijn vulpen en een geheugenstokje met een
powerpointpresentatie van de hoofdpunten uit zijn toespraak. Het had
hem niet nodig geleken zijn eigen laptop mee te zeulen.
Gereed
voor de dag en met een beginnend gevoel van spanning om zijn optreden
was hij de trap afgelopen. De dame van de receptie glimlacht hem
goedkeurend toe. Hij kon de hele nacht inlopen, vertelt ze wanneer ze
de sleutel van hem overneemt en daarbij met opzet even zijn vingers
aanraakt. Wik besloot de lift te versmaden en de stenen trap rondom
de liftschacht af te lopen. Een verdieping lager kwam hij op de
segundo piso, aldus het bordje boven de liftdeur. Het huis had
voorlopig gelijk. Na de tweede volgde de eerste en na de eerste kwam
la planta principal. Kijk aan, mompelde Wik, de hoofdverdieping, dat
hadden ze er niet bij verteld. Daarna was hij er nog niet. Pas na de
entresuelo, de tussenverdieping, kwam hij in de vestibule aan. De
derde was hier dus de vijfde en zijn kamer lag op de zevende.
Op
straat keek hij eerst eens goed omhoog. Dat was zijn raam daar in het
rechter erkertje. Wik telde vijf verdiepingen onder de goot. De grote
erker zou wel bij de planta principal horen, een naam die
verplichtingen schiep al met al. Maar waar was dan de entresuelo?
Ging die inderdaad verscholen ergens tussen begane grond en
hoofdverdieping? De afstand totaan de erker was er groot genoeg voor.
Vanavond bij terugkomst maar eens vragen.
Hij
ging rechtsaf en liep op de volgende hoek een krap bemeten café
binnen waar hij aan de bar om een kop koffie met een scheutje warme
melk, een cortado, en een croissant vroeg. In afwachting van zijn
bestelling ging hij aan een tweepersoons tafeltje bij het raam
zitten. Hij bedwong de neiging om bij de twee vrouwen aan het
tafeltje naast hem een sigaret te bietsen. Roken kwam vanmiddag wel,
tijdens de informele nabespreking, zoals het congresprogramma het
noemde, of anders aan het gastendiner. Hij onderdrukte tegelijkertijd
de plotseling oplopende onrust in zijn darmen. Hij hoefde voor zijn
geluk niet afhankelijk te zijn van het succes van zijn bijdrage,
hield Wik zichzelf voor. Hij was maar een buitenlandse gast, een
deskundige weliswaar, die een voor hem overbekend verhaal ging
afsteken in het Engels, een taal die hij voldoende beheerste om te
zeggen wat hij wou. Hij kende zijn materie en er waren bij zijn weten
geen andere Nederlanders uitgenodigd, dus wie zou zijn woorden in
twijfel moeten trekken? Hij had een grapje paraat om het ijs te
breken, mocht dat nodig zijn, en als extern deskundige was het zijn
taak om een afwijkend geluid te laten horen, daar was hij immers
extern voor. Er kon hem al met al weinig gebeuren.
Op
het uit de hotellobby meegenomen stadskaartje ziet hij dat het een
goed kwartier lopen moest zijn naar het Casa Convalescència, het
voormalige herstellingsoord van het Hospital de Sant Pau waar het
congres werd gehouden. Hij zou langs La Sagrada Família lopen, eens
zien wat hij daar allemaal herkent, dan over een diagonaal door het
vierkante grid snijdende laan en verder langs de buitenmuur van het
ziekenhuis. De klassiek geklede ober, zwarte broek en zo vroeg op de
dag al enigszins morsig wit overhemd, brengt hem zijn koffie met
croissant. Gulzig neemt hij een eerste slok. Je kon tegenwoordig
overal in Amsterdam Italiaanse en Spaanse koffie krijgen, maar deze
smaakte toch anders, dieper, en met een scherper oog voor de
verslaafde gebruiker gezet. Thuis en op kantoor maakte hij
filterkoffie, op de ouderwetse manier met een keteltje, omdat hij
gelooft dat hij het beter kan dan een machine en omdat die paar
minuten inspanning altijd van pas kwamen om ontspannen over een of
andere kwestie na te denken.
Zijn
koffie slurpend en van de gesuikerde en erg droge croissant
knabbelend vult hij de tijd met een nadere bestudering van de kaart
en met gluren naar de twee vrouwen, die in voorovergebogen gesprek
zijn verwikkeld. Ze zijn blond en tenger en gaan zomers gekleed, de
een in een mouwloze jurk en een sjaaltje en de ander in een wijde
broek en een asymmetrisch sluitend bloesje en een sjaaltje. Wik houdt
ze op eind dertig, de leeftijd van Nadien. Ze gedragen zich met het
grootsteedse gemak dat hij uit Amsterdam-Zuid kent, het gemak van zeg
maar een gegarandeerde bankrekening. De vrouwen wisselen in hoog
tempo informatie uit, voorzover hij kan beoordelen; toch lijkt de
sfeer tussen hen ontspannen.
Zijn
ogen gleden weer naar de kaart. Waar het vierkante grid eindigde
werden de straten smaller en willekeuriger. Barcelona was een
langgerekte stad die lag ingeklemd tussen de zee en een hoge
heuvelrug. Een volgebouwde en in oppervlakte betrekkelijk kleine stad
ook. Wik voelde instinctief aan dat de betere buurten tegen de heuvel
op zouden liggen en dat de migrantenwijken aan de uiteinden van de
lengteas te vinden waren, waar hij vanuit zijn hotelraam die smog had
gezien en waar volgens de kaart een hele reeks van met heiligennamen
getooide voorsteden lag.
Wik
had zich niet nader in de stad willen verdiepen, omdat hij zonder
voorkennis en vooroordeel over de situatie geïnformeerd wenste te
worden. Eerst maar eens horen wat ze te vertellen hadden, hoe de
analyse luidde en welke plannen men had, dan kwam zijn eigen indruk
vanzelf wel. Hij had geleerd dat voorbereiding gemakkelijk tot
vooringenomenheid leidt. Hij was al te vaak geconfronteerd met
dichtgetimmerde plannen waarop zijn welgemeende deskundigheid geen
enkele invloed had. Het was een politiek die zijn grote ergernis kon
wekken en waaraan hij zich om die reden niet schuldig wenste te
maken.
Bij
het verlaten van het café slaagt hij erin de blik van de naar hem
toegekeerde vrouw te vangen. Hij ziet tot zijn genoegen het
alledaagse misprijzen in haar ogen van kleur verschieten. Met een
tevreden grijnsje wandelt hij naar buiten. Altijd weer prettig om
goedkeuring te oogsten.
Bestel
Geleende Tijd voor vijf euro bij jpjhamminga@gmail.com
of
vraag het eerste hoofdstuk ter proeflezing aan en bestel pas later.
Blijf
empty planeta bezoeken voor postkapitalistisch leesvoer.