sábado, 27 de abril de 2013

GELEENDE TIJD FRAGMENT


Het eerste wat hij herkent op straat is het zonlicht, dat langs de Spaanse oostkust uit meerdere hoeken tegelijk lijkt te komen en waaraan Barcelona een vaaloranje waas op het door de tijd gekleurde stucwerk van haar muren toevoegde. De herkenning jaagt een verrukkelijke adrenalinestoot door zijn aderen. Hier is hij geweest, ook dit hoort bij zijn leven. Het verbaasde Wik dat hij het na zoveel jaren nog wist en als vanzelf vroeg hij zich af of zijn enthousiasme niet met hem op de loop ging door voor een herinnering te houden wat hij op dat moment waarnam. Hij was nooit eerder met de slaaptrein uit Parijs op Estació de França aangekomen, nooit eerder deze stationshal uitgelopen.
Door de openstaande deur van de restauratie was de geur van verse koffie komen drijven. Hij is bekend met de aangename sensatie om voor het eerst in lange tijd aan een met metaal beslagen bar aan te schuiven en tussen morsig rokende mensen een naar vakantie ruikende kop koffie te drinken, maar hoewel hij alweer vijftien jaar geleden voor het laatst in Spanje is geweest weerstaat hij de verleiding van de ongetwijfeld wat willekeurige en niet ten volle bevredigende herkenning. Hij wil eerst zijn bivak op orde krijgen en een douche nemen, daarna is er voldoende tijd voor koffie op een terras. Hij had via internet een kamer geboekt en telefonisch beproefd of alles in orde was, tot verwondering en lichte ergernis van de stem aan de lijn. Blijkbaar werd zijn zorgvuldigheid als een belediging opgevat.
De brede straat voor het station liep naar rechts dood op de ingang van het stadspark, dat kende hij wel, en verdween naar links tussen lange rijen hoge palmen. Daar ergens in de verte begonnen de Ramblas met hun talloze vuile stegen en het Plaça Reial waar je hasj kon kopen. Hij moest zich inhouden om niet de straat over te steken en willekeurig een steeg in te lopen, op zoek naar plekken en geuren die hij kende, op zoek naar herinneringen aan Laia Bonet.
In een taxi laat hij de stad aan zich voorbijglijden, om te beginnen de haven en de oude visserswijk Barceloneta waar ze een keer vis waren gaan eten. Na een paar rechtse bochten rijden ze een lange door hoge wanden omzoomde kloof in. Dit is de Via Laietana, weet hij, een kaarsrecht door de binnenstad getrokken verkeersader die het oude patroon van smalle donkere stegen genadeloos in tweeën snijdt. Van de huizen en van wat er op straat gebeurde herkent hij niet veel. Ze waren vaak hierachter te vinden geweest, Laia en hij, in de duisternis waar de drank goedkoop was, en natuurlijk in de buurt waar ze werkte en in de vergeten flatwijk waar ze woonde. Aan het eind van de binnenstad maakt de straat een slinger omhoog. De taxi steekt een plein over dat hij denkt te herkennen. Hier stapten ze meestal uit de metro, hij op zijn espadrilles en in zijn wijde zwarte katoenen broek, Laia in iets wat haar lange honingkleurige benen liet zien.
Hij voelt hoe tientallen beelden, geuren, geluiden en gedachten in zijn hoofd loskomen. Nog waren ze ongrijpbaar, onrijp zo je wilt, tot niet meer in staat dan hem vertellen dat hij hier eerder was geweest. Straks zouden de details loskomen en daarmee de verhalen, daarmee een zomermaand drieëntwintig jaar geleden toen hij jong was geweest en haast niks wist, drijvend op zuivere energie. Hij herkende zijn gedachtenpatroon, want hij was uiteraard vaker ergens teruggekeerd, al was hij niet eerder zo lang weggebleven.
Voorbij het plein rijden ze de Eixample in. Hij kent deze straat niet maar hij herkent de kunstig bewerkte gietijzeren balkonhekjes en de gevelversieringen en de kenmerkende afgesneden hoeken van het vierkante stratenpatroon. Hij is terug in Barcelona, terug in de stad waar hij nooit met Nadien naartoe heeft gewild omdat deze stad al van een ander is. Hij ziet een meisje op een scooter vlak voor een vrachtwagen langs schieten en hij wil heel even bij haar achteropzitten.
O zalige rotstad,’ giechelt Wik, ‘wat hebben we lang op elkaar gewacht.’
Zijn hotel bevond zich in een straat die Mallorca heette en die ze via een kleine omweg bereikten. Het ritje kostte zeven euro, een bedrag waarvoor ze je in Amsterdam al niet meer lieten instappen. Hij had tot negen aangevuld, zich door de verheugd kijkende chauffeur zijn koffer laten overhandigen en wat geluiden gemurmeld die voor een vriendelijk afscheid konden doorgaan. Hij wachtte tot de taxi was weggereden en richtte zijn blik omhoog. Op wat hem de vierde leek was een klein uithangbordje met het woord pension en twee asteriksen haaks aan de muur bevestigd. De website had van de derde verdieping gesproken, maar het huisnummer klopte dus daar zou het dan wel wezen.
De donkerbruin geverfde zware houten buitendeur stond aan. Hij ging naar binnen en kwam in een kleine hal met een liftdeur en een trap. Achter een glazen wandje zat een vroegkale jongeman met tegenzin een sigaret te roken.
Hotel Palma?’
De jongeman knikt, wijst naar de lift en steekt drie vingers op. In de lift is naast het knopje van de derde verdieping een naambordje met Palma geschroefd. De derde. Had hij zich soms verkeken? Dat is Wik niet van zichzelf gewend.
De antiek ogende lift zoefde geluidloos naar boven. In de receptie trof hij een rijk met goud behangen dame, anders wist hij het niet te omschrijven, met een groot zwart kapsel en twee enorme borsten die als vliegtuigneuzen de wereld instaken en die hem onmiddellijk herinnerden aan de gepolitoerde atmosfeer bij een vriendje thuis, heel lang geleden, die een even rijk bedeelde moeder had. Wik was er nooit voor het vriendje gekomen en zelfs niet voor de prachtige racebaan maar altijd voor de kietelende kalmte die hem overkwam wanneer de moeder over hem heenboog en vroeg of hij limonade lustte.
Hij merkt hoe de onzekere spanning waarmee zijn reizen zijn omgeven, die aandacht voor het welslagen van de onderneming die hem de toevalligheden van het dagelijks leven over het hoofd doet zien, zijn lijf inmiddels geheel heeft verlaten en heeft plaats gemaakt voor triomfantelijke opluchting en een duidelijk waarneembare uitbarsting van euforie onder zijn schedeldak. Met een zwierig gebaar overhandigt hij zijn paspoort aan de gastvrouw, kijkt aandachtig toe hoe haar dik geworden hand het potlood omklemt waarmee ze zijn komst in het gastenboek bevestigt, denkt aan de niet erg waarschijnlijke mogelijkheid dat ze hem zou uitnodigen in een met kussens belegd ledikant van haar rijkdom te proeven en laat zich in voorzover hij kan beoordelen accentloos Frans zijn kamer wijzen, twee verdiepingen omhoog via de trap binnendoor.
Merci,’ zegt Wik, daarmee de mogelijkheid openlatend dat de rest van hun conversatie in het hem al even vreemde Frans zou verlopen.
Zijn krap bemeten kamer is voorzien van een gemetseld badkamertje en ligt direct onder het dak, waardoor zijn raam inderdaad een raam is en niet, zoals hij had gehoopt, een openslaande deur naar een balkon. De straat diep beneden loopt naar beide zijden kaarsrecht door en verdwijnt kilometers verderop in een vuile stofnevel, ziet Wik wanneer hij zijn hoofd naar buiten steekt. Brommergeluiden en claxons vullen zijn oor. Als dit de vijfde is, dan heeft hij zich dus werkelijk verteld. Wat gek. Wanneer hij straks buiten stond moest hij nog maar eens kijken. Een handvol blokken naar rechts steken de overbekende torens van La Sagrada Família boven de gevels uit. Op een snikhete augustusdag hadden Laia en hij over een smalle stenen wenteltrap een van die torens beklommen om van het uitzicht over de stad te genieten, dat wist hij opeens weer. Het gevoel van triomf verdiept tot een ternauwernood onderdrukt verlangen om als een jongen van achttien die voor het eerst alleen op reis is met een luide schreeuw zijn aanwezigheid kenbaar te maken. De zon schijnt op de huizen aan de overkant en een lang gemiste hitte is druk bezig de ochtend op te warmen.
Zijn verblijf hier ging een langdurige confrontatie met drieëntwintig jaar geleden worden, met Laia en de Wik die hij toen was, zo onvermoeibaar allebei en zo strak in hun vel. Hij had zich voorgenomen er niet bang voor te zijn. Liet het maar gebeuren, hij was inmiddels oud genoeg om met mededogen op zijn jeugdige bokkensprongen terug te kijken en de Laia van toen bestond ook niet meer, nauwkeuriger gezegd de Laia van nu bestond voor hem niet. Aan zinloze bespiegelingen over de vraag of hij haar zou herkennen als hij Laia bij toeval tegen het lijf liep had hij zich de dagen voor vertrek al voldoende overgegeven. Daaraan, had hij zich voorgenomen, zou hij zich niet meer schuldig maken. Wat hij zocht was wat hij toch niet kon ontlopen en dat was het avontuur van toen. Eens kijken wat er allemaal in zijn herinnering zou willen terugkeren.
Hij doet zijn schoenen uit, beproeft het eenpersoonsbed en klikt met de afstandsbediening het tv-toestel aan dat hoog in een hoek van het kamertje hangt. Een nieuwsprogramma vertelde dat het kwart over negen was. Om twaalf uur begon zijn congres, met inloop vanaf kwart over elf. Hij kijkt een tijdje naar de nieuwsbeelden, stelt vast dat de taal geen Spaans kon zijn en dus Catalaans is en komt overeind om zich op te frissen.
Hij schoor zich zorgvuldig, douchte vervolgens eerst heet en daarna koud, en liet zich op zijn handdoek op bed liggend langzaam opdrogen. Opnieuw keek hij televisie, deze keer naar enkele Spaanstalige zenders. Buitenlandse zenders vond hij niet. Toen hij droog was trok hij een onderbroek met korte pijpjes aan en streek met het van huis meegebrachte oude Hema DDR-strijkijzer zijn overhemd voor die dag. Een over het schrijftafeltje uitgespreide schone handdoek diende als ondergrond. Best mogelijk dat er strijkgerei in het hotel voorhanden was, maar Wik had het risico niet willen nemen dat hij onverhoopt hals over kop een stomerij moest zoeken waar hij dan met de drie woorden Spaans die hij machtig was mocht vragen of men hem een voorrangsbehandeling kon geven.
Om half elf was hij klaar. Hij droeg een blauwgrijs pak in vroege jaren zestigstijl, een overhemd met donkerrode rozen en roodbruine puntschoenen met een stevig hakje. Aan de middelvinger van zijn linkerhand stak een zilveren ring met een groene steen. Zijn wangen geurden naar Calvin Klein en zijn haar was met gel in klassiek-Spaanse stijl achterover gekamd. Zijn inhammen waren op deze manier goed zichtbaar, maar hij ging voor deskundig door en dan mocht hij best op leeftijd lijken, vond Wik. In zijn kalfslederen kantoortas zaten zijn uitnodiging, zijn agenda en mobiele telefoon, een notitieblok en een map met de uitdraai van zijn lezing, en in het voorvak zijn vulpen en een geheugenstokje met een powerpointpresentatie van de hoofdpunten uit zijn toespraak. Het had hem niet nodig geleken zijn eigen laptop mee te zeulen.
Gereed voor de dag en met een beginnend gevoel van spanning om zijn optreden was hij de trap afgelopen. De dame van de receptie glimlacht hem goedkeurend toe. Hij kon de hele nacht inlopen, vertelt ze wanneer ze de sleutel van hem overneemt en daarbij met opzet even zijn vingers aanraakt. Wik besloot de lift te versmaden en de stenen trap rondom de liftschacht af te lopen. Een verdieping lager kwam hij op de segundo piso, aldus het bordje boven de liftdeur. Het huis had voorlopig gelijk. Na de tweede volgde de eerste en na de eerste kwam la planta principal. Kijk aan, mompelde Wik, de hoofdverdieping, dat hadden ze er niet bij verteld. Daarna was hij er nog niet. Pas na de entresuelo, de tussenverdieping, kwam hij in de vestibule aan. De derde was hier dus de vijfde en zijn kamer lag op de zevende.
Op straat keek hij eerst eens goed omhoog. Dat was zijn raam daar in het rechter erkertje. Wik telde vijf verdiepingen onder de goot. De grote erker zou wel bij de planta principal horen, een naam die verplichtingen schiep al met al. Maar waar was dan de entresuelo? Ging die inderdaad verscholen ergens tussen begane grond en hoofdverdieping? De afstand totaan de erker was er groot genoeg voor. Vanavond bij terugkomst maar eens vragen.
Hij ging rechtsaf en liep op de volgende hoek een krap bemeten café binnen waar hij aan de bar om een kop koffie met een scheutje warme melk, een cortado, en een croissant vroeg. In afwachting van zijn bestelling ging hij aan een tweepersoons tafeltje bij het raam zitten. Hij bedwong de neiging om bij de twee vrouwen aan het tafeltje naast hem een sigaret te bietsen. Roken kwam vanmiddag wel, tijdens de informele nabespreking, zoals het congresprogramma het noemde, of anders aan het gastendiner. Hij onderdrukte tegelijkertijd de plotseling oplopende onrust in zijn darmen. Hij hoefde voor zijn geluk niet afhankelijk te zijn van het succes van zijn bijdrage, hield Wik zichzelf voor. Hij was maar een buitenlandse gast, een deskundige weliswaar, die een voor hem overbekend verhaal ging afsteken in het Engels, een taal die hij voldoende beheerste om te zeggen wat hij wou. Hij kende zijn materie en er waren bij zijn weten geen andere Nederlanders uitgenodigd, dus wie zou zijn woorden in twijfel moeten trekken? Hij had een grapje paraat om het ijs te breken, mocht dat nodig zijn, en als extern deskundige was het zijn taak om een afwijkend geluid te laten horen, daar was hij immers extern voor. Er kon hem al met al weinig gebeuren.
Op het uit de hotellobby meegenomen stadskaartje ziet hij dat het een goed kwartier lopen moest zijn naar het Casa Convalescència, het voormalige herstellingsoord van het Hospital de Sant Pau waar het congres werd gehouden. Hij zou langs La Sagrada Família lopen, eens zien wat hij daar allemaal herkent, dan over een diagonaal door het vierkante grid snijdende laan en verder langs de buitenmuur van het ziekenhuis. De klassiek geklede ober, zwarte broek en zo vroeg op de dag al enigszins morsig wit overhemd, brengt hem zijn koffie met croissant. Gulzig neemt hij een eerste slok. Je kon tegenwoordig overal in Amsterdam Italiaanse en Spaanse koffie krijgen, maar deze smaakte toch anders, dieper, en met een scherper oog voor de verslaafde gebruiker gezet. Thuis en op kantoor maakte hij filterkoffie, op de ouderwetse manier met een keteltje, omdat hij gelooft dat hij het beter kan dan een machine en omdat die paar minuten inspanning altijd van pas kwamen om ontspannen over een of andere kwestie na te denken.
Zijn koffie slurpend en van de gesuikerde en erg droge croissant knabbelend vult hij de tijd met een nadere bestudering van de kaart en met gluren naar de twee vrouwen, die in voorovergebogen gesprek zijn verwikkeld. Ze zijn blond en tenger en gaan zomers gekleed, de een in een mouwloze jurk en een sjaaltje en de ander in een wijde broek en een asymmetrisch sluitend bloesje en een sjaaltje. Wik houdt ze op eind dertig, de leeftijd van Nadien. Ze gedragen zich met het grootsteedse gemak dat hij uit Amsterdam-Zuid kent, het gemak van zeg maar een gegarandeerde bankrekening. De vrouwen wisselen in hoog tempo informatie uit, voorzover hij kan beoordelen; toch lijkt de sfeer tussen hen ontspannen.
Zijn ogen gleden weer naar de kaart. Waar het vierkante grid eindigde werden de straten smaller en willekeuriger. Barcelona was een langgerekte stad die lag ingeklemd tussen de zee en een hoge heuvelrug. Een volgebouwde en in oppervlakte betrekkelijk kleine stad ook. Wik voelde instinctief aan dat de betere buurten tegen de heuvel op zouden liggen en dat de migrantenwijken aan de uiteinden van de lengteas te vinden waren, waar hij vanuit zijn hotelraam die smog had gezien en waar volgens de kaart een hele reeks van met heiligennamen getooide voorsteden lag.
Wik had zich niet nader in de stad willen verdiepen, omdat hij zonder voorkennis en vooroordeel over de situatie geïnformeerd wenste te worden. Eerst maar eens horen wat ze te vertellen hadden, hoe de analyse luidde en welke plannen men had, dan kwam zijn eigen indruk vanzelf wel. Hij had geleerd dat voorbereiding gemakkelijk tot vooringenomenheid leidt. Hij was al te vaak geconfronteerd met dichtgetimmerde plannen waarop zijn welgemeende deskundigheid geen enkele invloed had. Het was een politiek die zijn grote ergernis kon wekken en waaraan hij zich om die reden niet schuldig wenste te maken.
Bij het verlaten van het café slaagt hij erin de blik van de naar hem toegekeerde vrouw te vangen. Hij ziet tot zijn genoegen het alledaagse misprijzen in haar ogen van kleur verschieten. Met een tevreden grijnsje wandelt hij naar buiten. Altijd weer prettig om goedkeuring te oogsten.

Bestel Geleende Tijd voor vijf euro bij jpjhamminga@gmail.com
of vraag het eerste hoofdstuk ter proeflezing aan en bestel pas later.
Blijf empty planeta bezoeken voor postkapitalistisch leesvoer.

No hay comentarios:

Publicar un comentario